De zoektocht naar de innerlijke top
Vanaf de drempel van zijn huis tot op 4.102 meter hoogte trok Johann dwars door de Écrins, puur op de kracht van zijn benen en zijn adem. Een tocht waarbij elke stap naar de top hem ook dieper naar binnen voert. De tocht wordt een taal: die van het lichaam in beweging, van de geest in constante observatie. Verslag van een dag waarop de afgelegde afstand slechts de spiegel is van een andere, meer intieme reis. Waar vermoeidheid een sleutel wordt om de wereld anders te voelen.
Oog in oog met de verticale horizon
Er zijn plannen die vanzelf ontstaan. Vanuit mijn huis naar de Dôme des Écrins trekken was op zich geen topprestatie, ik had deze tocht ook gewoon met vrienden kunnen doen, zonder er woorden aan vuil te maken, maar het had betekenis. Dit soort avontuur belichaamt hoe ik de bergen beleef: niet enkel als ultra-runner, maar als bergsporter in de breedste zin van het woord. Ik doe aan toerskiën, fietsen, trailrunning, soms alpinisme. Die veelzijdigheid vormt mijn band met de bergen. Dit project bracht dat allemaal samen. Het verbond mijn dagelijkse leven met de hoogte, het nabije met het immense. Het gaf me de kans om gewoon vanuit huis te vertrekken, op een eenvoudige, bijna intieme manier, richting een top die ik nog niet kende. Net voor het vertrek voelde ik zowel opwinding als lichte spanning. De condities waren goed, er lag nog sneeuw, maar de alpiene risico’s zijn nooit afwezig. Je moet helder blijven, inbinden, ijsboren zetten, goed communiceren. Het gevaar is er, en ik verwelkom het. Ik ben deze tocht gestart zonder alles tot in detail te plannen, me laten dragen door het moment. De ervaring die ik heb opgebouwd stelde me gerust. Het was niet helemaal nieuw, gewoon wat uitdagender. Maar vooral: volledig in lijn met waar ik van hou – de bergen in al hun diversiteit.
Een hypnotisch ritme
Ik heb de route mentaal opgedeeld om de controle te houden: eerst het stuk op de fiets, dan een vlak gedeelte op de ski’s, gevolgd door een steile klim van 1200 meter tot aan de Glacier Blanc. Daarna een relatief vlakke traverse tot aan de Barre Noire, een couloir van 45°, minder blootgesteld aan vallende seracs. Het meest onzekere deel volgde daarna: een ijzige, technische traverse waar ik ijsboren moest plaatsen. In mijn oorspronkelijke plan dacht ik daarna de top te bereiken, om vervolgens – afhankelijk van de tijd – af te dalen, snel te pauzeren bij de hut, en uiteindelijk met de fiets terug naar huis te keren.
Ik wilde de logistiek simpel houden, zo dicht mogelijk bij de bergen blijven. Het idee om met de fiets te vertrekken, zonder auto, sprak me direct aan. Tot aan de top gaan zonder enige vervuiling, puur op eigen kracht, was voor mij een manier om die band met de bergen weer betekenis te geven. Om niet overspoeld te raken door vermoeidheid, lette ik streng op mijn voeding. Vooral bleef ik gefocust op het moment, op de stap die ik zette. Ik telde, stemde mijn ademhaling af, kwam in een bijna hypnotisch ritme. Die innerlijke melodie hield me in het nu en bracht me tot het einde.
Speelse instabiliteit
De hoge bergen zijn een aaneenschakeling van fases, fysieke en mentale omslagen. Ik weet het nu: mijn toestand verandert voortdurend. Vroeg in de ochtend voelde ik me licht, bijna euforisch. Maar de klim van 1200 meter bleek al snel zwaarder dan verwacht. De top was nog niet in zicht en de afstand leek enorm, ondanks de schoonheid van de zonsopgang. De eerste zwakke momenten kwamen, ik verwelkomde ze zonder verzet. Ze horen erbij. Ik weet dat de toestand van het lichaam varieert, dat een dip zomaar gevolgd kan worden door een nieuwe energiepiek een paar uur later. Er zit iets speels in die instabiliteit. Die afwisseling tussen ongemak en herwonnen energie, ik observeer het, accepteer het. Juist dat maakt de ervaring rijk.
Op een gegeven moment moest mijn maat afhaken, een probleem met zijn schoenen. De tijd ging door, en we besloten bij de Dôme des Écrins te stoppen, niet verder naar de Barre. Een eenvoudige, verstandige keuze. De bergen stellen soms hun eigen voorwaarden, en je moet ze leren aanvaarden. Opgeven, die dag, was trouw blijven aan de geest van deze beklimming: helder, nederig, volledig beleefd.
Altijd een beginner blijven
De terugkeer naar huis bracht diepe vermoeidheid, zowel fysiek als mentaal. Twee dagen herstel waren geen overbodige luxe. Na de intensiteit, de hoogte, de inspanning, volgt een soort decompressie. Je moet verwerken wat je hebt meegemaakt. Maar ondanks de uitputting overheerst de voldoening. En meteen ontkiemt alweer de drang om opnieuw te vertrekken. Ik heb mezelf beter leren kennen: ik heb ontdekt dat ik lange inspanningen kan volhouden. Gewoonlijk duren mijn tochten tussen de twee en vier uur. Dit keer was het meer dan tien. Mijn grenzen observeren, mijn uithoudingsmechanismen begrijpen, dat is een waardevol leerproces. Tot slot bevestigde deze oversteek een diepe overtuiging: ik wil een beginner blijven. Ook met ervaring, ook na zware tochten, beschouw ik mezelf niet als een volleerd alpinist. Ik beheers niet alles, en ik wil die houding van nederigheid behouden. Beginner zijn betekent nieuwsgierig blijven, oplettend, respectvol, en dat is een staat die ik wil koesteren. Toen ik thuiskwam en mijn fiets weghing, dacht ik: het is ongelooflijk dat ik gewoon vanuit huis deze top heb bereikt. Die gedachte zegt alles: betekenis geven aan de weg, het traject beleven in plaats van alleen de top te willen halen, en klein blijven tegenover de immensiteit. De echte oversteek is degene die onze kijk op de wereld verandert.
Distance Intérieure is een serie die deze zowel fysieke als mentale reizen documenteert, waar elke stap fungeert als een openbaring. Ze laat nieuwe gedachten opkomen, bevraagt vaste kaders en nodigt uit om grenzen te verleggen die ooit onbereikbaar leken.
Een verhaal van Johann Baujard, in beeld gebracht door Simon Gerard.